De standaard voor woningisolatie

De standaard geeft per woning aan bij welke netto warmtevraag een woning is voorbereid op aardgasvrije verwarming. Deze standaard wordt uitgedrukt in kWh/m2 per jaar. Als de warmtevraag van de woning kleiner is dan de standaard, dan kan deze comfortabel met een midden- of lage temperatuur warmtebron verwarmd worden. Het vervangen van de gasketel door een warmtepomp of aansluiting op een midden-temperatuur warmtenet is dan een optie.

Niet verplicht, maar ook niet vrijblijvend

Er is geen wettelijke plicht om aan de standaard te voldoen. De standaard is in eerste instantie bedoeld om gebouweigenaren te ondersteunen bij de opgave om woningen te verduurzamen. De standaard is een referentie voor wat als goed en toekomstvast kan worden beschouwd.

Voor woningcorporaties is de standaard echter niet vrijblijvend. In de Nationale Prestatieafspraken is Aedes namens de corporaties met de overheid overeengekomen dat 675.000 woningen voor 2030 ‘toekomstklaar’ worden geïsoleerd en gaan voldoen aan de standaard.

Hoe wordt de standaard bepaald?

De standaard voor woningisolatie wordt per woning berekend op basis van de volgende drie kenmerken:

  1. Het bouwjaar: voor of na 1945. Bij woningen voor 1945 is de standaard hoger.
  2. Het woningtype: een- of meergezinswoning. Bij meergezinswoningen is de standaard meestal hoger.
  3. De compactheid: dit is de verhouding tussen het schil- en gebruiksoppervlak. Bij een hoge waarde voor de compactheid is de verhouding tussen het schil- en gebruiksoppervlak ongunstig en is de standaard hoger.


Een hoge waarde voor de standaard lijkt gunstig, maar meestal is de netto warmtevraag bij dergelijke woningen ook moeilijker te reduceren. Verder is de gedachte achter de standaard dat bij woningen voor 1945 dat deze op een midden-temperatuur verwarmd worden en bij woningen na 1945 op een lage-temperatuur. Daardoor is de standaard bij woning voor 1945 hoger.

Hoe wordt aan de standaard voor woningisolatie voldaan?

Of aan de standaard warmtevraag wordt voldaan moet per project worden bepaald. Op hoofdlijnen is een maatregelpakket met de volgende maatregelen vaak voldoende om aan de standaard te voldoen:

  1. Dakisolatie met minimaal Rc=3,5 m2.K/W. Dit komt overeen met 8 tot 15 cm isolatie.
  2. Vloerisolatie met minimaal Rc= 3,5 m2.K/W. Dit komt overeen met 7 tot 14 cm isolatie.
  3. Gevelisolatie met minimaal Rc= 1,7 m2.K/W. Dit komt overeen met spouwmuurisolatie van 6 cm, mits een product met kwaliteitsverklaring wordt gebruikt.
  4. Paneelisolatie met maximaal U= 1 W/m2.K. Dit komt overeen met 40 mm isolatie.
  5. HR++ glas in bestaande kozijnen met U=1,8 W/m2.K.
  6. Geïsoleerde deuren.
  7. CO2-gestuurde ventilatie met ZR-toevoerroosters.
  8. Verbeterde kierdichting. Dit gebeurt bij zorgvuldige toepassing van de isolatiemaatregelen, ook in draaiende delen in kozijnen zal echter kierdichting aangebracht moeten worden.


Dit zijn vrij reguliere maatregelen die in veel gevallen goed uitvoerbaar zijn, ook in bewoonde woningen.

Soms zijn maatregelen echter niet of lastig uit te voeren, bijvoorbeeld bij ongeschikte spouwmuren, vloeren op staal, etc. In deze gevallen kan dat gecompenseerd worden door hogere isolatiewaarden voor andere maatregelen te kiezen.

Dan zijn er ook nog streefwaarden voor woningisolatie

Naast de standaard voor de gehele woning zijn er ook streefwaarden opgesteld voor afzonderlijke bouwdelen. De streefwaarden zijn naar de huidige maatstaven behoorlijk hoog en ambitieus. Deze streefwaarden worden toegepast als constructies volledig vervangen moeten worden. Bijvoorbeeld bij het volledig vervangen van het dak of vervangen van kozijnen. Het is ook bij complete vervangingen raadzaam al een totaalbeeld te hebben van de maatregelen die nodig zijn om aan de standaard te kunnen voldoen.

Uiteindelijk wordt een maatregelpakket gevonden waarmee een woning voldoet aan de standaard. Om na uitvoering ook het temperatuurniveau van het afgiftesysteem in de woningen te kunnen verlagen, moet het afgiftesysteem (meestal radiatoren) in de woningen voldoende verwarmingsvermogen hebben. Bij een verlaging van de afgiftetemperatuur neemt het verwarmingsvermogen van het afgiftesysteem af. Er blijft daardoor niet altijd voldoende verwarmingsvermogen in de woning over om de woning te verwarmen op een lagere temperatuur. Dit zien we vooral bij woningen uit de jaren 90.

Door een verdere verlaging van de netto warmtevraag en/of vervanging van de afgiftesystemen kan dit opgelost worden. Daarvoor zijn dus aanvullende maatregelen nodig. Bij de voorbereiding van de uitvoering van de maatregelen is dit een extra aandachtspunt.

Toekomstvaste woningen

De route naar energiezuinig en waardevast

Veel woningcorporaties en residentieel vastgoedeigenaren hebben baat bij een verduurzamingsroute met concrete stappen naar een duurzame woningportefeuille. Waar die route toe leidt is helder: zeer energiezuinige, gezonde en waardevaste woningen.
Lees verder...

Meer weten?

Laat uw gegevens achter en Richard zal snel contact met u opnemen.