Hoe ziet de originele Trias Energetica eruit?

Die stamt uit de jaren zeventig en bestaat uit drie stappen: beperk het energieverbruik, gebruik duurzame energie en gebruik fossiele brandstoffen efficiënt. Dit model heeft als uitgangspunt dat een gebouw gebruik maakt van een centraal geregeld elektriciteits- en gasnet. De energievraag wordt bij de originele Trias Energetica zoveel mogelijk beperkt, bijvoorbeeld door isolatie en zuinige omgang met energie. Daarbij is het mooi als er een vorm van duurzame energie wordt gebruikt, zoals zonnepanelen, zodat het fossiele energieverbruik vermeden kan worden. Fossiele brandstoffen worden alleen ingezet als het echt niet anders kan.

Waarom is het model aan vernieuwing toe?

In de toekomst is de laatste stap niet eens meer mogelijk, want fossiele brandstoffen raken op. Voorheen bestond de basis van onze energievoorziening uit enkele energiecentrales, maar nu zijn er ook vele andere energiebronnen. Door de lagere kosten voor ICT en de diversiteit aan mogelijkheden om zelf energie op te wekken, kunnen we meer vanuit het gebouw gaan denken. We kunnen de hoeveelheid energie die nodig is beter afstemmen met wat zelf geproduceerd kan worden.

Bovendien denken we momenteel nog steeds erg vanuit aardgas of kolen, terwijl bijvoorbeeld zon en wind veel logischere energiebronnen zijn. De zon wekt veel meer energie op dan wij ooit nodig zullen hebben op de gehele aarde. Het nadeel van deze duurzame energiebronnen is dat zij niet altijd beschikbaar zijn. Als de zon schijnt, leveren zonnepanelen een overschot aan energie op, maar als de zon niet beschikbaar is, is er een tekort. Er moet dus een overschot aan duurzame energie worden geproduceerd door een mix van verschillende bronnen.

Wat kan er beter?

Gebouwen worden zelf energiecentrales. Neem het Alliander-kantoor in Duiven. Dat is per saldo een energiepositief gebouw, dat energie creëert in plaats van dat het energie verbruikt. De vernieuwde Trias Energetica speelt in op deze verandering.

De eerste stap luidt: produceer wat noodzakelijk is.
Wat moet het gebouw produceren? In Milaan staat bijvoorbeeld een wooncomplex waar een bos in is geïntegreerd. De bomen koelen het gebouw, waardoor veel minder capaciteit nodig is voor koeling. Daarnaast produceren ze zuurstof en vangen ze fijnstof af. Het gebouw voegt dus echt iets toe aan zijn omgeving en heeft uit zichzelf al een lage energiebehoefte.

De tweede stap draait om het opslaan van het overschot aan energie.
Het Amstelkwartier in Amsterdam is de eerste energieneutrale woontoren van Nederland. De enorme hoeveelheid zonnepanelen op het gebouw wekken zelfs zoveel energie op dat er periodes zijn met een overschot. Wanneer zo’n gebouw met een batterij wordt uitgerust die overtollige energie opslaat, kunnen de appartementen ook gebruik maken van de opgewekte energie als de zon niet schijnt.

De derde stap betreft het efficiënt delen van energieoverschotten op lokaal niveau.
Café De Ceuvel in Amsterdam bijvoorbeeld is gekoppeld aan een aantal woonboten, waarmee continu onderling energie wordt uitgewisseld en verrekend via blockchain technologie. Dit is vrij uniek in Nederland, maar dit is de richting die we opgaan: lokaal produceren, opslaan en delen. Ik hoop dat mensen zich bewust zijn van de mogelijkheden die er zijn en zelf ook aan de slag gaan met innovatieve technieken en duurzame energie. Dat levert gebouwen en woningen op waar iedereen energie van krijgt.

Meer weten over

dit nieuwsartikel?

Neem contact op met Jörgen.